Spring naar content

Aanvullende standpunten voor een fiscale voorziening groot onderhoud

Recent heeft de staatssecretaris van Financiën een geactualiseerd besluit gepubliceerd met handvatten op het terrein van goedkoopmansgebruik voor zover het de vorming van een voorziening voor toekomstige uitgaven betreft. In dit artikel informeren we u over de gewijzigde voorwaarden en de mogelijke gevolgen voor de vastgoedpraktijk.

Inleiding

De uitgaven voor onderhoud zijn aftrekbaar van het resultaat van de onderneming in het jaar waarin deze uitgaven zijn gedaan. Door het jaarlijks doteren aan een voorziening groot onderhoud kunnen de uitgaven voor onderhoud geleidelijk ten laste van het resultaat van de onderneming worden gebracht. De kosten voor de uitgaven van het onderhoud worden in dat geval naar voren gehaald.

Voorwaarden

Op grond van de jurisprudentie mag bij de bepaling van de winst voor een zeker jaar voor toekomstige uitgaven een voorziening worden gevormd, indien cumulatief wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. De toekomstige uitgaven moeten hun oorsprong vinden in feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan in de periode voorafgaand aan de balansdatum (oorsprongeis);
  2. De toekomstige uitgaven moeten kunnen worden toegerekend aan de periode voorafgaand aan de balansdatum (toerekeningseis);
  3. Op de balansdatum moet een redelijke mate van zekerheid bestaan dat de toekomstige uitgaven zich zullen voordoen. Hiervan is sprake wanneer de kans dat de uitgaven daadwerkelijk worden gemaakt, groter is dan de kans dat uitgaven zich niet zullen voordoen. De toekomstige uitgaven dienen redelijkerwijs te kunnen worden geschat (zekerheidseis).

Nieuwe standpunten

In het geactualiseerde besluit heeft de staatssecretaris van Financiën een aantal aanvullende standpunten over de vorming van een voorziening groot onderhoud kenbaar gemaakt. Op grond van het nieuwe besluit is onder meer een rechtvaardigheidsgrond benodigd voor het vormen van een voorziening. Deze rechtvaardigheidsgrond is aanwezig als de toekomstige, aftrekbare onderhoudsuitgaven, waarvoor de voorziening wordt gevormd in het jaar waarin de onderhoudswerkzaamheden worden verricht, naar verwachting en verhoudingsgewijs aanzienlijk zullen zijn. De term “naar verwachting en verhoudingsgewijs aanzienlijk” is een vage term en is helaas niet nader gespecificeerd door de staatssecretaris. Dit standpunt schetst echter de indruk dat er een piek in de onderhoudsuitgaven te verwachten moet zijn om een voorziening groot onderhoud te kunnen vormen.

Piekvereiste op ondernemingsniveau

Of de rechtsvaardigheidsgrond aanwezig is, dient in beginsel per individueel bedrijfsmiddel te worden beoordeeld. Indien een onderneming echter meerdere panden of vastgoedcomplexen in gebruik heeft of verhuurt, dient de rechtsvaardigheidsgrond niet op het niveau van het individuele bedrijfsmiddel te worden beoordeeld, maar op het niveau van de gehele vastgoedportefeuille. Dit standpunt lijkt te betekenen dat een vastgoedexploitant geen voorziening groot onderhoud kan vormen. Immers, een vastgoedexploitant heeft doorgaans geen piek in de onderhoudsuitgaven op ondernemingsniveau.

Daarnaast stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat de begrote uitgaven in een voorziening groot onderhoud gedetailleerd onderbouwd moeten zijn. De mate van gedetailleerdheid van onderhoudsbegrotingen en de tijd tussen de balansdatum en het daadwerkelijk verrichten van het onderhoud zijn bij de beoordeling of wordt voldaan aan de zekerheidseis van belang. Zo kan de bedrijfsvoering in de tussentijd wijzigen of staat het begrote onderhoud gepland na het verstrijken van de gemiddelde bezitsduur. Tevens dient de afloop van de voorziening het daadwerkelijk verloop van de uitgaven te laten zien en dit moet controleerbaar zijn. Als de (afloop van) voorziening groot onderhoud niet controleerbaar is, is de vorming van een voorziening volgens de staatssecretaris niet toegestaan. Dit betekent dat de voorziening groot onderhoud dient te zijn gebaseerd op een (gedetailleerde) onderhoudsbegroting.

Tot slot benadrukken wij dat het geactualiseerde besluit slechts de mening van de staatssecretaris weergeeft. Indien uw onderneming het voornemen heeft om een voorziening groot onderhoud te vormen of een dergelijke voorziening reeds door uw onderneming is gevormd, adviseren wij om met inachtneming van de nieuwe standpunten van de staatssecretaris contact op te nemen met één van onze fiscale adviseurs.